dinsdag 17 juli 2012

Vrije keus

Rachmaninov, dat is de officiële naam die we het aangelopen witte katje geven. De vorige dag was al een zwart-wit katje komen aanlopen en de kinderen hadden haar Bach genoemd. Om hun vader te paaien vragen ze mij wat zijn lievelingscomponist is, zodat hij dit tweede katje niet kan weigeren. Rach krijgt op zesjarige leeftijd dusdanige kanker dat de dierenarts denkt dat ze het niet lang maakt. Een dierentolk denkt hetzelfde, maar Rach denkt er anders over: ze leeft nog ruim zes jaar door! De prednison die ze dagelijks krijgt, maakt haar dik. Het gebeurt regelmatig dat we denken dat het gebeurd is met haar, maar altijd krabbelt ze weer op. De laatste twee jaar staat er op haar verzoek een kattenbak in de kamer en ik verdedig de plaats van die bak vol vuur: terminalen hebben speciale rechten. Rach heeft al diverse keren laten blijken dat ze zelf wil sterven. Ze doet er elf dagen over. Elf dagen van steeds minder tot niet eten en drinken. Elf dagen van stille plekjes opzoeken. Elf dagen van steeds meer lichamelijke aftakeling. ’s Avonds til ik haar naar binnen. Ik vraag haar of het zo goed is of dat ze toch een spuitje wil. Meteen krijg ik te horen dat ze de dierenarts de ogen uitkrabt als ik dat ga doen. Op zondag moet ik weg en ik leg haar in de tuin. Vijf uur later vindt een van de dochters haar als ze net is overleden. Het is haar zelf gelukt. Contact maken daarna gaat amper. Ze is heel moe, wil rust en dat is helemaal goed. Haar sterfproces gaat anders dan dat van Polle, die ‘zo’ uit z’n lijf vliegt en op de plek van bestemming aankomt. Waar Polle heel luchtig is (slapen, wakker worden, opstaan en doorgaan) heeft Rach een diepere slaap nodig voor ze wakker wordt, opstaat en doorgaat. Maar dan is ze er ook weer helemaal! Als ik contact met haar maak, begroet ze me uitbundig en ook zij laat zich zien in een energiek lichaam. Ik herinner me weer wie de oorspronkelijke Rach was, in haar gezonde lichaam. Volgens haar mag ik wat meer contact met haar maken, dan kunnen we weer lol maken. Ik hoef maar aan haar te denken, zegt ze, en ze is er weer. Rach heeft erg aan het aardse leven gehangen. Ze heeft op wilskracht geleefd in dat zieke lichaam en zei me al eens dat ze een lichaam nodig had om mee te kunnen doen hier op aarde. Ik vraag haar of haar einde zo goed was en ze zegt: ‘Als je een spuitje had gegeven, was ik heel boos geworden, dat weet je!’ Ik stel aan haar dezelfde vraag als aan Polle: ‘Hoe zullen we de blog over jou noemen?’ ‘Vrije keus,’ zegt ze en ze doelt daarmee op de manier waarop ze is doodgegaan. Ik ben blij dat ik haar heb kunnen verstaan en haar wens heb kunnen inwilligen.

Het echte leven leven

In drie weken tijd zijn drie van de vijf huisdieren overleden. Dat is resetten voor de overblijvers en dat kost tijd. Maar het blijft stilletjes en leeg. Als ik met ara Pepijn babbel, hoor ik dat hij het veel te stilstaand vindt. Hij is altijd met meerdere dieren in de kamer geweest als wij weg waren dus ik begrijp wat hij met stilstaand bedoelt. Onder zijn stok woonde altijd een cavia dus er was altijd energie uitwisseling, op wat voor manier dan ook. Bovendien was het een mooi ecosysteempje. Sinds de vorige cavia er niet meer is, kiemen de zaadjes die hij laat vallen omdat hij ook regelmatig zijn waterbak erop leeg kiepert. Met cavia zagen we nooit sprietjes opkomen. Pepijn wil wel graag weer een cavia en kort overleg met de medemensenbewoners stuit niet op weerstand. Dus meteen naar de Welkoop om te kijken of er cavia’s zijn. Had ik me nota bene een week geleden nog verbaasd over het feit dat iemand daar een konijn kocht en nu sta ik zelf naar de enige harige mannetjescavia te turen. Hij ziet er onnatuurlijk uit met z’n haren alle kanten op en hij schijnt er al vijf weken te zitten. Thuisgekomen laat ik Tobias aan Pepijn zien en die zegt steeds: 'Ahhh... ahhh....'. Tobias houdt zich de hele avond gedeisd en laat zich niet zien. De volgende dag doen we maar eens een gesprekje en hij geeft door dat de geluiden z’n kop in knallen. Dat kan ik me voorstellen, want vijf weken in een plastic kooi is heel anders. De hoeken heeft hij daar als gek ervaren. Ik vermoed ook door het feit dat hij van vijf kanten konijnen kon zien die hij niet kon aanraken. ‘Je gaat nu het echte leven leven, Tobias,’ leg ik uit. Ik laat hem in beeld van alles zien en vooral ook de lawaaipapegaai boven hem. Ik beloof hem dat hij elke dag eten en drinken krijgt en hij geeft het beeld dat hij eten zoeken leuk vindt. ‘Nou, dan zit je hier goed, want de papegaai kiepert bij elke maaltijd zaadjes tussen het zaagsel en de houtsnippers.’ Tobias geeft een opgevouwen zakdoek door als beeld. Zo voelt hij zich. Keurig netjes opgevouwen, maar wat heb je eraan? Ik hoop dat hij zijn jeugdige nieuwsgierigheid hervindt en binnenkort op ontdekkingstocht gaat. Het leven tegemoet. Wie verzint het toch om dieren zo lang in een doorzichtige plastic kooi te stoppen?

zondag 8 juli 2012

Over lijden

Ik fiets rond en denk aan hoe ik deze blog vorm ga geven. ‘Polle, help me eens! Wat zou de titel moeten zijn?’ ‘Waar wil je het over hebben?’ ‘Over jouw overlijden.’ ‘Noem het Over lijden.’ Polle is een hond die niet van dierenartsbezoeken houdt. Dat doen we dan ook zo min mogelijk. Maar hij moet toch drie keer mee. Hij houdt niet van conflicten, wil ook altijd graag plezieren, dus als ik hem voorbereid hoor ik: ‘Als we naar de dierenarts gaan, zal ik dan buiten blijven?’ Gezien zijn leeftijd en de plaats van snel groeiende verdikkingen, besluiten we niet te opereren en het hem de rest van zijn leven zo aangenaam mogelijk te maken. Polle laat weten dat hij wil dat we ophouden hem oud te noemen en zoveel aandacht te besteden aan wat hij niet meer kan: ‘Laat mij rusten zoals het past bij mijn leeftijd. En denk niet steeds: o, zodadelijk is hij er niet meer.’ Op een zaterdag realiseer ik me dat het wel eens eerder afgelopen kan zijn dan we denken en ik heb er veel voorverdriet van. Maar zondag begint hij weer te eten en er komt ook weer ontlasting. Toch bel ik maandag de dierenarts en we spreken vast af dat hij aan boord komt voor euthanasie als wij denken dat het genoeg is. Elke ochtend dat Polle poept, denk ik: ‘Yes! We doen weer een dagje!’ en blij bel ik naar mijn echtgenoot dat hij weer heeft gepoept. Maar hoe goed kun je jezelf voor de gek houden? Er gaat veel meer in dan dat er uit komt en dat laatste kost hem erg veel moeite. Een van de dochters vindt dat we te ver doorgaan door niet in te grijpen. Wij reageren kortaf: ‘Hou toch eens op met je spuitje! Zolang hij eet, kwispelt en loopt grijpen we niet in.’ Maar ik overleg toch met Polle en hoor van hem dat de dochter gelijk heeft. ‘In de natuur zou ik allang dood geweest zijn. Dan had ik geen eten meer kunnen vangen, had ik me teruggetrokken en ging ik dood.’ Ik vertel hem dat het me dwars zit dat we wel beslissen dat dieren een spuitje ‘mogen’, maar dat we heel ingewikkeld doen als het over mensen gaat. ‘Dat is ook gevangenschap,’ vindt Polle en ik moet denken aan pony Bertus die datzelfde doorgaf. Door alle medicatie houden we leven kunstmatig in stand en komen dan uiteindelijk voor moeilijke beslissingen te staan. Voor Polle is doodgaan: slapen, wakker worden, opstaan en doorgaan. Aan het eind van de week ga ik weer te rade bij Polle. Ik hoor een diepe zucht en hij geeft aan wel klaar te zijn. ‘Zou je ons missen?’ vraag ik hem, hoewel ik weet dat het een domme vraag is. Dieren weten dat het leven niet afgelopen is, maar dat het op een andere manier doorgaat en dat het contact blijft. Polle laat zien dat hij veel meegemaakt heeft in ons gezin en dat hij het van onderaf allemaal maar moest zien te begrijpen. Hij heeft geprobeerd katalysator te zijn in heftige tijden en dat heeft hij niet altijd goed aangekund. Bij heftige situaties ging hij dan even de kamer uit. Het snijdt door me heen: zo’n trouw dier dat alles maar moest ondergaan in onze mensenlevens. Ik geef hem het beeld van een spuitje en vraag: ‘Dus het is mijn probleem?’ ‘Ja, het is jouw probleem.’ Hij is er wel klaar mee. Dan vraag ik hem of hij nog laatste wensen heeft. Ik krijg frieten en bos door. Dus die avond eten we frieten en krijgt hij daar stukjes van. En de volgende dag gaan we met de fietskar naar het bos en lopen we ons laatste rondje. Zondag is hij wat stiller en wil hij niet mee uit. Hij probeert te poepen vlakbij het schip, maar het gaat niet goed. Zondagnacht wil hij naar buiten en maandagochtend eet hij niet. Wel geeft hij een uur later over. Ik bel mijn echtgenoot en we besluiten dat het tijd is. Met de dierenarts spreek ik af dat hij na zijn werk langskomt. Ik heb de hele middag veel verdriet, vraag me af waarom ik er zo’n moeite mee heb, of het egoïsme is, gewoonte dat het dier er altijd is. Ik worstel me suf en zie het maar gewoon allemaal onder ogen. Die avond is Polle goed bij. Hij kwispelt als mensen thuis komen, eet zowaar nog superlekker eten dat hij normaal gesproken niet krijgt (galgenmaal) en in het zonnetje wachten we op de komst van de dierenarts. Het gaat allemaal rustig en inderdaad lijkt het of hij gaat slapen. Alleen een graadje erger, want wat overblijft is het lege lichaam. Een kwartier later ben ik beneden in het schip en overvalt een groot verdriet me. Maar dan hoor ik, recht m’n hart in: ‘Dank je wel!’ Dat is van Polle. Echt niet van mij, want ik zou er niet op komen om dat te bedenken! De volgende dag word ik wakker met een enorme blijheid. Ik zie Polle voor me, rennend, gek doend met stokken en slidings makend. Ik moet erg lachen! Zo deed hij vroeger ook! Voor hem is het inderdaad: slapen, wakker worden, opstaan en doorgaan.